Over het orgel

Bätz-Witte orgel

Bouw, front, verhuizing en dispositie

Bouw

Op 29 oktober 1854 vond, zoals de Boekzaal der geleerde wereld bericht: "in de voormiddag-godsdienst de plegtige inwijding plaats van het orgel in de Nieuwe Kerk te Dordrecht".
Het was een geschenk van Jhr. Mr. Van de Wall van Puttershoek en diens echtgenote Vrouwe Repelaer. Dit echtpaar had aan de Utrechtse firma J.Bätz & Co (Orgelmakers van Z.M. den Koning der Nederlanden) de opdracht voor de bouw gegeven.
Deze orgelmakersfirma werd sinds het overlijden van Jonathan Bätz in 1849 geleid door Christiaan Gottlieb Friedrich Witte die al sinds 1833 de compagnon van Bätz was.
Zij mocht zich al rond 1850 in een uitstekende naam verheugen en zou zich ontwikkelen tot het toonaangevende orgelmakershuis van Nederland in de 19e eeuw.
Op een plaatje, aangebracht aan de achterzijde van de grootste pijp in de middentoren zijn de namen van de schenkers vermeld.
De eerste pijp werd (zo valt tevens op dit plaatje te lezen) geplaatst op 5 december 1854 door de 5-jarige dochter van de schenkers.

Front

Het front is afgeleid van het door de Firma J.Bätz & Co in 1840 voor de Nieuwe Kerk in Delft gemaakte orgel. Ronde hoge middentoren aan weerskanten geflankeerd door 2 vlakke, gedeelde zijvelden.
De ornamentiek is uitgevoerd in Empire-stijl. Witte gebruikte dit fronttype eveneens voor de instrumenten in de Grote Kerk in Leerdam (1854), de Hervormde Kerk in de Rijp (1854 - het in 1923 verloren gegane front is gereconstrueerd), de Oude Kerk in Delfshaven (1855) en de R.K. Sint Barbarakerk in Culemborg (1861).
Het voor Dordrecht gemaakte orgel is het grootste uit deze reeks.
De beide overhoeks geplaatste zijtorens vormen in vergelijking met de eerder genoemde instrumenten een extra element.
Bij de oplevering werd het orgel gekeurd door D.H. Dijkhuysen, de toendertijd niet onvermaarde organist van de Grote Kerk te Nijmegen.
Deze was vol lof over de presentatie van Witte: materiaalgebruik, intonatie, speelaard enz.; alles draagt het kenmerk van degelijkheid, sterkte en netheid.
Het orgel is primair gebouwd voor het begeleiden van de gemeentezang.
De registers zijn zo verdeeld dat in grote lijnen de prestantregisters op het hoofdwerk gedisponeerd zijn (het gemeentezang-klavier) en de fluiten en strijkers op het bovenwerk (voor de voor- en tussenspelen). Het hoofdwerk heeft bovendien een 16 voet (Prestant) en een Cornet.
Dit had alles te maken met de bepaalde manier van koraalspel, waarbij melodieverdubbeling en ook bij zeer sterk spel verdere verdubbeling van de tussenstemmen gebruikelijk was.
De Cornet werd voor een "uitkomende stem" gedisponeerd om de liedmelodie goed hoorbaar te maken.
De Cornet bestaat uit dicht bij elkaar geplaatste pijpen op een apart rek dicht tegen het front.
De pedaallade van het vrije pedaal staat achter de lade van het hoofdwerk.
Dit heeft tot gevolg dat de orgelkas vrij diep is.

Verhuizing

Verschillende omstandigheden noopten de Hervormde Gemeente van Dordrecht rond 1960 over te gaan tot sluiting van de excentrisch gelegen en sterk vervallen Nieuwe Kerk.
De Hervormde Gemeente te Tiel slaagde er in het orgel in 1964 te kopen, waarna het door de orgelbouwer W. van Leeuwen te Leiderdorp werd overgeplaatst en in oorspronkelijke staat werd teruggebracht.
Op woensdag 5 januari 1966, werd het gerestaureerde orgel in gebruik genomen in de net gerestaureerde Sint-Maartenskerk, die in de Tweede Wereldoorlog zwaar werd beschadigd.
Het orgel is vrijwel geheel gaaf bewaard gebleven.
Het klinkend gedeelte is nog integraal aanwezig.
Ook de mechanische aanleg bleef nagenoeg ongewijzigd.
Het orgel is sinds de jaren 80 in onderhoud bij de Firma Van der Veer uit Dordrecht.
In 1999 is een grote restauratie uitgevoerd, waarbij alle pijpzettingen zijn hersteld en alle lekkages gedicht.
In 2008 zijn de tongwerken integraal gerestaureerd.

Registerindeling- en nummering


Deze website bevat geen eigen cookies
Copyright © All rights reserved | Orgelconcerten Maartenskerk Tiel - Wim Wijnen-Software Tiel